Dit is de ijdelheid die het vreugdevuur van zelf-sabotage aansteekt, waar privilege zich voordoet als verzet en de spiegel de kaart verduistert. De paardenstaart hoog opgetrokken, als een vlag van casual overwinning. De oordopjes die bungelen, een fluistering van afleiding in een al echo-kamer vol gedachten. De grijns die vol tanden is en geen tanden. Het is allemaal helder, performatief, het soort dat zegt "ik heb de discussie gewonnen door er niet op in te gaan." Haar woorden? Een schouderophalen in tekstvorm: "jammer dat ik het vandaag deed." Geen uitleg, geen rechtvaardiging. Gewoon een uitdaging verpakt in valse spijt, een middelvinger omhoog met een knipoog. Ze debatteert niet over beleid. Ze verklaart haar onafhankelijkheid van advies, van gevolgen, van de inzet die iedereen om haar heen beïnvloedt. "Jij zei niet doen," impliceert ze, "dus deed ik het, en hier is mijn gezicht om het te bewijzen." Ze begrijpt de ironie niet: dat ze door de waarschuwing te negeren, de erosie van de waarborgen die ze voor vanzelfsprekend houdt, opzoekt. Die rechten die ze heeft? Het zijn privileges. Ze zal ze verliezen en wanneer ze dat doet, zal ze jou de schuld geven voor het geven van de aansteker die ze gebruikte om haar huis in brand te steken. Ze draagt een pixel bij aan de chaos, maar claimt het hele scherm. Gerechtigd tot de echo, onbewust van de leegte. Ze is de echo-kamer zelf—resonerend, reflecterend, en volkomen leeg.